In de advocatuur heerst bij sommige kantoren een, hoe zal ik het zeggen, ‘typische’ cultuur. Deze kantoren herken je aan hun ivoren torens. De partners in die torens houden graag de touwtjes in handen, dragen uit dat zij alles beter weten en ze doen alsof ze boven de ‘gewone’ advocaten staan. Dit is zéker niet het geval bij alle advocatenkantoren, maar er zitten er helaas wel een aantal tussen.
Het ergste is dat sommige van die ‘gewone’ advocaten dit gaan geloven. Ze denken dat de partners inderdaad alles beter weten en (dus) beter zijn in hun werk, beter zijn in de omgang met cliënten, beter zijn in het binnen halen van nieuwe cliënten en zaken en dat de partners belangrijker zijn dan zijzelf. Deze advocaten voelen zich kleiner dan de partners en gedragen zich daar ook naar.
Zij geven bijvoorbeeld weinig tegengas, zijn ongewild niet degene die de relatie met de cliënt onderhoudt, durven niet zelf op zoek te gaan naar cliënten, accepteren dat de partners de credits krijgen voor het werk dat zíj eigenlijk gedaan hebben, missen waardering en gaan alsmaar harder rennen om gezien te worden, zo verliezen zij hun betrokkenheid.
Waar zit nu de oplossing voor dit – toch wel veel gehoorde – probleem?
Wat is eigenlijk het probleem?
Het probleem is niet dat de partners zich zo – excuseer mijn taalgebruik – schofterig gedragen. Het probleem zit hem erin dat de advocaten zich ervan (laten) overtuigen dat zij minder zijn dan de partners.
Wat zou er met die overtuiging (‘ik ben minder dan de partner’) gebeuren als advocaten zich zouden focussen op wat er achter die dominante houding van partners zit? Want is het misschien niet gewoon zo dat de partners bang zijn om onbelangrijk te worden en dat ze daarom het cliëntcontact aan zichzelf houden? Zijn ze misschien bang dat een ander een beter idee heeft dan zijzelf en ervaren ze dat als een afgang? Zijn ze misschien bang dat als ze anderen erkenning geven dat dit ten koste gaat van henzelf, hun aanzien, hun eigenwaarde?
Hoe mooi zou het zijn als advocaten zich zouden realiseren dat de dominante houding van partners heel vaak te maken heeft met angst en onzekerheid van die partners zelf. Angst dat zij niet gewaardeerd worden, niet belangrijk zijn of zelfs dat ze overbodig zijn. De dominante houding zegt dus niets over de advocaten die voor de partner werken, maar het zegt wat over het zelfbeeld van de partner zèlf. Namelijk dat dat zelfbeeld niet al te best is. Zo bezien is het eigenlijk best sneu.
Als advocaten eenmaal beseffen dat zíj wel degelijk belangrijk zijn, maar dat de partner simpelweg bang is om zelf niet belangrijk (meer) te zijn, is de oplossing binnen handbereik. Ze kunnen dan uiting geven aan hun eigen waarden en meningen terwijl ze tegelijkertijd de partner het signaal geven dat diegene belangrijk en waardevol voor hen is. Belangrijk is dus er actief voor te zorgen dat de partner zich gehoord, gezien en gewaardeerd voelt. Dit is hoe de angst en onzekerheid van de partner afneemt en daardoor ontstaat bij de partner ruimte voor anderen.
Dit kan door zinnen te gebruiken zoals:
“In mijn optiek ligt het zo …. Ik ben benieuwd hoe jij daar tegenaan kijkt.”
“Voor mij is belangrijk dat… Wat weegt voor jou hierin het zwaarst?”
Meestal is het geven van waardering aan dominante mensen niet makkelijk. Maar dat is wel hetgene waar ze de meeste behoefte aan hebben. En als mensen worden gehoord en gezien in hun behoefte, wordt er ineens veel mogelijk. Heel veel.